donderdag 27 maart 2014

Minder of meer verschillen?

Denken in tegenstellingen zit diep in de mens. Het begint al als een kind nog niet geboren is: zou het een jongetje of een meisje zijn? En op het schoolplein gaat dat denken in verschillen verder: ‘meisjes zijn niks, meisjes zijn niks. Ze weten nog niet eens wat voetballen is.’ En op zoveel andere manieren denken mensen in hokjes: 010 versus 020. Allochtoon tegenover Autochtoon. Werkend naast werkloos. Marokkaan en Wildersfan; Gezond naast ziek. Oud tegenover jong; Rijk versus arm;  Randstad en de rest van Nederland.
Die tegenstellingen zijn op zichzelf mooi. Ze maken het leven interessant. Stel je voor dat er alleen mannen zouden zijn op de wereld? Of, erger nog?, alleen vrouwen. Of alleen jonge mensen, of juist oude. En wat zou Nederland saai zijn zonder de geblondeerde mijnheer met zijn belachelijke uitspraken. Tegenstellingen verrijken het leven. Wie minder verschillen wil, die snapt de rijkdom van het leven niet.
Als die verschillen tenminste niet worden uitvergroot. Als dat wat mensen anders maakt, er maar niet voor zorgt dat de een zich beter gaat voelen dan de ander. Als mensen door de verschillen elkaar niet meer zien staan of elkaar wegpesten, dan gaat het mis. Dan is het goed om te zien wat mensen gemeenschappelijk hebben. Aan de basis ligt dat God iedereen gemaakt heeft. Dat relativeert alle verschillen. De bijbel zegt het zo in Spreuken 22: Een arme en een rijke hebben dit gemeen: de HEER heeft hen beiden gemaakt.

donderdag 20 maart 2014

En toen werd ik oud

Onlangs werd ik 40 jaar. Mijn kinderen vonden dat een goede aanleiding om mij te typeren als een oude man. Sinds ik die heugelijke mijlpaal heb gepasseerd ben ik volgens hen echt een krakkemikkige
man die niets meer snapt van het moderne, jonge leven. Ik doe dan natuurlijk mijn best om uit te leggen dat ik echt niet oud ben, hooguit toe ben aan een stevige midlife crisis. Oud, ben ik zeker niet. Hoe komen ze daar nou bij? Ze komen toch nog steeds met hun vragen over facebook en tv-programma’s bij mij.

Toen betrapte ik mijzelf erop dat ik dezelfde redenering gebruik als mensen die in mijn ogen echt oud zijn. Dat vind ik altijd erg grappig. Als mensen bijna tachtig zijn en dan zeggen: ‘ Daar hoor ik niet bij hoor. Dat zijn van die oudjes.’  Zo sprak ik een keer iemand die vrijwilligers werk deed in een verzorgingshuis. Ze was 82 jaar, maar ging een keer per week naar de oudjes.
In al die mensen en dus ook in mij, zo constateerde ik, zit een afkeer van oud zijn. Ik wil voor altijd jong zijn (en strak) (en snel) (en wild). Altijd ook heel grappig om te zien op de voorpagina van een blad voor ouderen. Daar staat meestal iemand op die iets jonger is dan de doelgroep.
De bijbel leert ons die ijdelheid af. Die zegt gewoon dat ouderdom heel mooi. Spreuken zegt het zo:  De ouderdom is een prachtige kroon,  je vindt hem op de weg van de rechtvaardigheid.

donderdag 13 maart 2014

Ik praat teveel


Ik praat teveel. Als het moment daar is om te zwijgen, dan zeg ik meestal iets. Mijn kinderen kunnen er ook wat van. Ik ben geen liefhebber van katten. Dus ooit zei ik toen ik een dode kat zag liggen: ‘zo, dat scheelt er weer een.’ Dat was natuurlijk niet zo handig van mij. Ik praat teveel. Zoiets flap je er dan uit. Laatst waren er vrienden op bezoek die heel verdrietig vertelden dat hun poes was doorgereden. Ze waren er van slag van. Waarop een van mijn kinderen zei: ‘ Ach, dat vindt papa fijn. Dat scheelt er weer een, denkt hij bij elke dode poes.’ Dat was niet zo handig. Ze praten teveel. 


Sommige mensen kunnen precies het goede zeggen. Dan zit je in een ingewikkelde vergadering. Iemand zegt iets doms of reageert op een manier die op dat moment buiten de orde valt. Er valt een stilte. Iedereen kijkt elkaar aan: wat moeten we daarop zeggen? Dan is het fijn als iemand heel tactisch zegt: ‘dat vind ik heel goed wat je zegt. Dank je wel’, en vervolgens gewoon doorgaat met de vergadering. Een goed woord op het goede moment. Ik bewonder het als mensen dat kunnen. De bijbel heeft daar een mooi beeld voor: 
Het juiste woord op de juiste tijd is als een  gouden appel op een zilveren schaal (Spreuken 25: 11). Dat is mooi gezegd. Daar kan ik nog wat van leren.



 

 
 

woensdag 5 maart 2014

Tja, waarom zou ik een lot kopen?

Eens in de zoveel tijd word ik gebeld door een loterij. Ik moet overgehaald worden om mee te gaan doen. Eerst vertellen ze dat ik leuke prijzen kan winnen en dat het dus aantrekkelijk is om lot te kopen. Meestal heb ik wel zin in een discussie, dus ik ga er vol in. DiscussiĆ«ren is leuk! Ik probeer ze uit te leggen dat het rekenkundig gezien niet zo handig is om mee te doen met een loterij. Want het prijzengeld is altijd minder dan de gezamenlijke inleg, want er moet ook verdiend worden. ‘of doe jij dit werk voor niets?’, vraag ik dan. Die vraag wordt amper beantwoord.
Vervolgens wordt er een poging gedaan om me te overtuigen met goede doelen, als het tenminste een loterij is die net doet alsof het om het steunen van goede doelen gaat in plaats van geldelijke welvaart. Dan zegt zo'n vriendelijk meisje dat ik door mee te doen heel veel goede doelen steun. Meestal antwoord ik dan weer dat er toch altijd verdiend moet worden aan de loterij, dus dat het handiger is om zelf geld te geven aan doelen die je aanspreken.
Als ook die aanval is afgeslagen komt het belangrijkste argument: stel dat je in een keer heel rijk wordt, dan hoef je niet meer te werken. De toon waarmee dit laatste gezegd wordt is zo stellig, dat ik er van in de lach schiet. Tijd om met de bijbel te antwoorden: ' In de schoot geworpen rijkdom is weer snel verdwenen, gestage groei maakt rijk, ' is mijn laatste reactie (Spreuken 13,11). Meestal zegt het meisje dan op een minder vriendelijke manier: ‘ja als je zo gaat beginnen…’ en ze legt de telefoon neer.