Een joods verhaal gaat als volgt. God had een grote
spiegel. Door de weerkaatsing werd het beeld van God over de aarde verspreid.
Maar de spiegel ging kapot. Nu waren er vele duizenden stukjes. Elk stukje
weerkaatste de Eeuwige nog steeds, maar slechts een klein stukje. Elk mens is
een afgebroken onderdeel van die oorspronkelijke spiegel. Nog steeds wordt God
afgebeeld door de mensen. Maar mensen kunnen dat niet alleen. Ze hebben
anderen nodig.
Als er een baby wordt geboren, dan krijg je het beeld van
God in huis. Hoog bezoek dus. Dat blijkt ook wel. Want alles draait om de
pasgeboren baby. Hij hoeft maar een kikje te geven of hij wordt opgepakt,
krijgt voortdurend kusjes en als het tijd is om te drinken krijgt hij zijn
speciale drank die precies op de goede temperatuur is gebracht. Een prinselijke
behandeling voor een bijzonder iemand. Als je, desnoods ’s nachts, je baby in
je armen houdt, dan kijk je naar iets van God. Dat kwetsbare huidje, die mooie
kraaloogjes, die kleine handjes: ze laten zien hoe God is.
En het laat zien hoe belangrijk mensen zijn. Ze zijn
kennelijk in staat om iets van God te weerspiegelen. Dat is hun opdracht in het
leven. Niet dat ze dat alleen kunnen. Ze hebben er andere mensen voor nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten