donderdag 22 december 2016

Kraamvisite bij Maria

Ik mag geregeld voor mijn werk als dominee op kraamvisite. Ik doe dat graag. Beschuit met muisjes vind ik lekker. Iedereen is happy met het kindje. (Behalve ’s nachts soms. Maar ik plan mijn bezoekjes altijd overdag). Het is mooi om zo’n pasgeboren kindje te zien. Zo kwetsbaar, zo klein, zo fijn. Maar het allermooiste van een kraambezoek vind ik de ogen van de moeder. Die staan anders na een geboorte. Deels door hormonen, maar ook doordat er iets verandert is. Een moeder voelt hoe het gaat met het kind. Als het kind ziek is, voelt de moeder de koorts. Lacht de baby voor het eerst, dan verplaatst die lach zich naar het gezicht van de moeder.

Maria is voor mij de heldin van het kerstverhaal. Je zou maar moeder worden op deze manier. Dit kind is anders. God is de vader, Jozef de bonusvader. Ze bevalt in een vreemde stad. Een voerbak als wieg en lomp herdersvolk als eerste bezoek. Maar of Maria daar veel last van heeft gehad vertelt het verhaal niet. Wat zal ze Jezus geknuffeld hebben. Hoe zullen haar ogen gestaan hebben toen ze hem voor het eerst vast had. Maria is de gezegendste onder de vrouwen. Ze is de moeder van Gods zoon. Maria is mijn heldin. Want ze neemt het leven zoals het is. ‘Zoals God het wil, moet het maar gebeuren’, zegt ze. Ik wil op kraamvisite bij Maria, Jozef en Jezus. 

woensdag 14 december 2016

Ik weet niet wat ik vind van kerst

Ik heb een hekel aan kerst. Het is een feest van niets. Van die nep gezelligheid. Mensen die vooral bezig zijn met vreten en ondertussen elkaar de tent uitvechten. Het is niet mijn feest. Je doet het ook nooit goed in de kerk. Mensen komen helemaal niet voor het kerstverhaal naar de kerk. Ze willen gewoon een bepaald gevoel van vroeger oproepen. En als dat niet lukt, dan heeft de kerk het gedaan. Ik heb altijd de neiging om chagrijnige preken te houden met kerst. Om zo maar duidelijk te maken dat het leven niet leuk is en dat het belachelijk is om voor je gevoel naar de kerk te gaan met kerst. En trouwens, waar in de wereld kan je iets van kerst merken? Het is niet echt vrede.

Ik vind kerst een geweldig feest. Het idee dat God ons zo leuk vindt dat hij tussen ons komt wonen is toch geweldig. Hij houdt zoveel van jou en mij dat hij het niet erg vindt om tussen de rommel in te liggen in een trog. Dat is typisch God. Als wij onszelf belangrijk vinden, dan komt God duidelijk maken dat hij best klein wil zijn. De schepper van de wereld wordt onderdeel van de wereld. De bedenker van katoen wordt gewikkeld in lappen katoen. De ontwerper van melk, drinkt aan de borst van zijn moeder. God houdt van mij. Ergens is toch al een begin van vrede. Kerst is een geweldig feest.

Ik weet niet wat ik vind van kerst.

Lukas 2

woensdag 7 december 2016

Ze leren praten

Kinderen die leren praten: prachtig. Ze proeven de woorden. Soms zie je ze nadenken voor  hun mond en lippen bepaalde klanken voortbrengen. En als ze dan op de goede manier het woord uitspreken, stralen ze zoveel trots uit. De eerste keer dat er een woord van drie lettergrepen uit een kindermondje rolt, is een belevenis. Of als er plotseling een samengestelde zin ontsnapt uit het zich ontwikkelende brein. De wereld opent zich door de dingen te benoemen. Het maakt een wereld van verschil of je ergens naar wijst en alleen maar ‘die’ kan roepen of dat je erbij kan zeggen: ‘boek’, als je een boek wilt hebben. Een kind dat de taal van zijn ouders leert kan daardoor steeds beter communiceren. Hij en zijn ouders snappen elkaar, waar je voor die tijd als ouders soms moet raden wat er met je kind is. Taal opent de wereld.
Dat zal ook de ervaring van Adam zijn geweest toen hij de dieren hun namen gaf. Het is een van de uitwerkingen van de opdracht van God om te heersen over de wereld. Daarmee is natuurlijk niet bedoeld om te overheersen, maar om alles wat leeft tot bloei te laten komen. Genesis heeft het niet voor niets over vruchtbaar maken. Taal maakt vruchtbaar doordat het benoemt en de wereld open legt. Misschien kan je je kinderen niets beters meegeven dan taal. Deze wereld is door God zo gemaakt dat we kunnen praten en zo voor elkaar de wereld kunnen openen. Daarin lijken de mensen op God en zijn ze zijn beeld. God sprak en het was er, vertelt het verhaal van de wording van hemel en aarde. En God spreekt voortdurend tegen zijn kinderen. Als wij taal gebruiken, doen we dat in het spoor van God.